Ze verdedigde haar broertje volwassen; hij verliet mijn gedachten nooit. Haar grote ogen, vol angst maar ook hoop, spookten ‘s nachts door mijn dromen.
De volgende dag ging ik naar het ziekenhuis om ze te bezoeken. Het jongetje was nu sterker, gevoed en gewikkeld in een zacht dekentje. Het meisje zat naast zijn wiegje, hield zijn hand vast en neuriede zachtjes voor hem – een liedje dat klonk alsof het over moed en liefde ging. Toen ze me zag, lichtten haar ogen op, maar ze stond meteen op, alsof ze bang was dat ze niet gelukkig mocht zijn.
« Je bent gekomen… » fluisterde ze.
Ik knielde voor haar neer en glimlachte.
— Ja, en ik kom terug. Dat beloof ik.
Ik begon elke dag langs te komen. Ik bracht ze boeken, speelgoed en schone kleren. Langzaam begon het meisje, dat Alina heette, me meer over hun leven te vertellen. Hun moeder was een aardige vrouw, maar overweldigd door moeilijkheden. Hun vader was een schaduw die zelden verscheen en beloftes deed die hij nooit nakwam.
De autoriteiten begonnen met het tijdelijk onderbrengen van de kinderen. Maar ik wist al wat mijn hart me influisterde: deze kinderen konden niet in een opvangcentrum terecht. Ze hadden een thuis en onvoorwaardelijke liefde nodig.
Ik probeerde pleegouder te worden. Het was niet makkelijk – sollicitatiegesprekken, bezoekjes, sociale controles. Maar na verloop van tijd werd onze band sterker. Alina noemde me niet langer ‘mevrouw’, maar ‘mama Tania’. En de jongen, die Andrzej heette, glimlachte elke keer als hij me zag.
Op een lenteavond kreeg ik het nieuws: ik was goedgekeurd als pleegouder. Alina wierp zich zo krachtig in mijn armen dat ik een deel van haar verdriet in me voelde stromen.
« We hebben nu weer een gezin, toch? », vroeg ze.
— Ja, lieverd. Wij zijn familie.
We verhuisden samen naar een klein maar licht huis. Ik decoreerde de kinderkamer: kleurrijke muren, speelgoed, boeken en familiefoto’s. Elke avond lazen we verhaaltjes en ‘s ochtends ontbeten we samen en bespraken we onze plannen voor de dag.
Alina voelde zich snel thuis op school. Ze was ijverig, nieuwsgierig en behulpzaam. Ze begon te tekenen en gedichten te schrijven. Toen we haar eerste tentoonstelling van haar werk organiseerden in de plaatselijke bibliotheek, huilde ze van ontroering.
« Dit is voor mama, » zei ze. « Voor degene die het niet meer kon, maar ons hoop gaf. »
Andrzej groeide gezond en heel aanhankelijk op. Elke ochtend kwam hij naar mijn bed, knuffelde me en zei: « Mama Tania, hou van me! » En dat deed ik. Met elk gebaar, elke glimlach en elke ademhaling.