Terwijl Tomás zijn dochter in zijn armen nam, verscheen zijn vrouw Veronica (zijn tweede vrouw, niet de moeder van het meisje) in de deuropening.
Haar gezicht vertrok van ergernis, niet van schuldgevoel. « Ze heeft me weer ongehoorzaamd, » zei ze kil. « Ze heeft de hele nacht gehuild en weigerde te eten. Dus heb ik haar daar opgesloten om haar een lesje te leren. »
Tomás’ bloed kookte. Hij had vijanden met geweren geconfronteerd, maar nog nooit had hij zoveel woede gevoeld. Zijn vuisten balden zich, zijn hart bonsde in zijn oren.
« Heb je mijn dochter in een varkenshok gestopt? » brulde hij.
Veronica sloeg haar armen over elkaar. « Doe niet alsof je een held bent. Je bent al jaren weg. Ik heb haar opgevoed. Ze is zwak, verwend en zeurt altijd. Iemand moest haar sterk maken. »
Buren verzamelden zich bij het hek, aangetrokken door de commotie. Het gefluister verspreidde zich snel: « De soldaat is terug… Hij heeft zijn meisje in de varkensstal gevonden. »
Velen hadden aanwijzingen gezien voor Veronica’s wreedheid, maar bleven stil. Sommigen vreesden haar temperament, anderen vonden dat het disciplineren van het meisje « niet hun zaak » was. Maar nu, met Tomás erbij, kon de waarheid niet langer genegeerd worden.
Op dat moment had Tomás een keuze: in geweld ontploffen of handelen op een manier die niemand verwachtte.
Hij deed geen van beide.
In plaats daarvan liep hij zonder nog een woord te zeggen langs Veronica, terwijl hij zijn dochter tegen zijn borst wiegde. Hij droeg haar rechtstreeks naar het dorpsplein, waar de menigte was toegenomen. Hij zette haar op een bankje, veegde zachtjes haar gezicht af en zei luid genoeg zodat iedereen het kon horen:
« Geen enkele soldaat vecht voor zijn land om vervolgens terug te keren en te zien hoe zijn kind slechter behandeld wordt dan een dier. Dit is mijn dochter. En deze stad zal weten wat haar is aangedaan. »
Het plein werd stil. Mensen die ooit fluisterden, lieten zich horen. Een oudere buurvrouw gaf toe dat ze het kind ‘s nachts had horen huilen. Een ander zei dat ze had gezien hoe Veronica het meisje aan haar haar had meegesleurd. Een derde bekende dat de brief die Tomás had ontvangen van huis tot huis was rondgegaan totdat iemand hem durfde te versturen.
Schaamte overspoelde de gemeenschap. Ze beseften dat ze zich allemaal hadden afgewend en stilte boven actie hadden verkozen.
Veronica, rood aangelopen en trillend van woede, schreeuwde terug: « Je maakt een scène! Ze is nog maar een kind – kinderen huilen, kinderen overdrijven. Je hebt ons verlaten, Tomás! Je hebt je huis in de steek gelaten! »
Maar de menigte geloofde haar niet meer.