Terwijl ik de wil van mijn grootvader ging lezen, blokkeerde een dakloze man plotseling mijn weg en riep tegen me: “Neem deze auto niet! “Mijn hart stopte – en toen ik uiteindelijk bij de vergadering aankwam, stortten mijn ouders in bij het zien van de man die vlak achter me stond.
De zomerzon scheen op de gepolijste kap van mijn vaders zilveren Lexus toen ik het herenhuis uitliep. Mijn handen trilden een beetje, hoewel ik dacht dat het gewoon zenuwen waren. Vandaag was het lezen van het testament van mijn grootvader – de man die het rijk van de familie Pierce opbouwde en die, in de dood, mijn toekomst in zijn koude, onzichtbare handen leek vast te houden.
‘Kom niet te laat, Émilie,’ herinnerde mijn moeder me er die ochtend aan. “Je opa had een hekel aan de vertragingen. »
Natuurlijk deed hij dat. Ook hij haatte zwakte. Misschien moest ik daarom alleen gaan. Ik wilde bewijzen dat ik niet het verlegen, stotterende meisje was dat hij jaren daarvoor had afgewezen.
Ik gleed in de bestuurdersstoel, startte de motor en liet het raam zakken om de zware lucht van de zomer binnen te laten. Toen zag ik hem – een man in vodden, misschien in de vijftig, staand in de buurt van de hoek waar het hek de oprit ontmoette. Zijn kleren waren gescheurd, zijn haar in de strijd, en zijn ogen… helder, verrassend bewust.
Hij liep naar me toe net toen ik een versnelling hoger ging.
“Neem die auto niet. « Hij schreeuwde, in een hese maar drukkende stem.
Ik bevroor.
“Wat? “Ik belde terug, mijn hand zwevend over de raamknop.
Hij wees naar de Lexus, zijn arm bevend. “Deze auto, rijd er niet mee. Je begrijpt het niet!
Mijn hart klopte. “Waarom? Wie ben jij, wie ben jij?
Maar voordat hij kon antwoorden, toeterde een andere auto achter me aan. Een man in een bestelwagen schreeuwde tegen me om te verhuizen. Ik keek terug naar de daklozen, maar hij was al weggelopen, zijn hoofd schuddend alsof hij wanhopig was.